KNO / Urologie (verpleegafdeling)
Bezoek is welkom tussen 11.00 en 20.00 uur.
Tel.: (050) 524 5510
Routenummer: 3.6
Martini offers Google® Translate as a convenience for visitors to our web site who may not have Dutch as their primary language. Google® Translate provides automated translations, which may result in incorrect or misleading translations. Martini is not responsible for any translations provided by Google® Translate or for any damages or losses arising from the use of or reliance on these translations. Viewers who rely on information through Google® Translate on our web site do so at their own risk.
In overleg met uw arts heeft u een afspraak gemaakt voor een TUR-operatie. In deze folder leest u wat dit is en hoe u zich op de operatie voorbereidt. Ook leest u over de operatie, de periode na de operatie en mogelijke complicaties. Deze folder is een aanvulling op het gesprek met uw uroloog.
Bij een TUR-operatie wordt een blaaspoliep (of een stukje weefsel voor onderzoek) verwijderd. Dat gebeurt via de plasbuis. TUR staat voor Trans-Urethrale Resectie, dat betekent verwijdering via de plasbuis.
U moet nuchter zijn voor de operatie. Dit betekent dat u voor de operatie niet (alles) meer mag eten en drinken. U leest meer over nuchter zijn in de informatiefolders over het Preoperatief Spreekuur en anesthesie.
Op de dag van de operatie komt u nuchter naar het ziekenhuis. Soms overlegt de anesthesioloog met u dat u een dag eerder opgenomen moet worden. U krijgt van de verpleegkundige informatie over de operatie en hoe alles gaat op de afdeling.
Vóór de operatie krijgt u een operatiehemd aan. Uw sieraden en piercings doet u af en als u een gebitsprothese heeft, doet u die uit. U blijft vanaf dan in bed. Soms krijgt u nog pijnstillers. Vlak voor de operatie brengt een verpleegkundige u naar de operatieafdeling. Daarna start de operatie.
Na de operatie gaat u naar de uitslaapkamer. Uw contactpersoon wordt gebeld dat de operatie is afgelopen.
Op de uitslaapkamer worden uw bloeddruk en hartslag gecontroleerd. U heeft een infuus in uw arm. Daarmee krijgt u vocht toegediend. U heeft een katheter in uw plasbuis waardoor urine uit uw blaas in een opvangzak loopt. Via dezelfde katheter loopt ook vocht in uw blaas. Het vocht is bedoeld om bloedstolsels uit het operatiegebied weg te spoelen. De katheter zit met een ballon in de blaas en kan er dus niet spontaan uitkomen.
U blijft een tijdje op de uitslaapkamer. Hoe lang u daar blijft, hangt af van hoe het met u gaat. Op de uitslaapkamer mag u geen bezoek ontvangen. Een verpleegkundige brengt u daarna terug naar de afdeling. Dan kunt u ook weer normaal eten en drinken.
Elke avond krijgt u een bloedverdunnende injectie. De injectie is bedoeld om trombose (een verstopping van een bloedvat) te voorkomen. De laatste injectie krijgt u op de avond voordat u weer naar huis gaat.
’s Morgens neemt een medewerker van het laboratorium bloed bij u af. Daarmee wordt gecontroleerd of u veel bloed heeft verloren tijdens en na de operatie.
Het infuus kan verwijderd worden als:
Soms is het nodig om na de operatie de blaas te spoelen met een speciale vloeistof. Deze vloeistof verwijdert cellen die tijdens de operatie zijn losgekomen. Dit zorgt ervoor dat die cellen zich niet vastzetten in uw blaaswand. Ook voorkomt het dat de cellen kunnen uitgroeien tot een nieuwe poliep. Als u hiervoor in aanmerking komt, hoort u dat van uw uroloog.
Na de ingreep wordt de kleur van uw urine beoordeeld. Zo wordt gekeken of u dezelfde dag naar huis kunt of dat u langer in het ziekenhuis moet blijven. De kleur van uw plas vertelt ook of de katheter verwijderd kan worden. Als de verpleegkundige de katheter heeft verwijderd, mag u bijna naar huis. Eerst moet u goed geplast hebben.
De eerste twee weken dient u de volgende regels in acht te nemen:
Na elke operatie kunnen complicaties ontstaan. Algemene complicaties zijn een nabloeding en trombose.
Mogelijke complicaties na deze operatie zijn:
Mochten de klachten van pijn bij het plassen en aandranggevoel in de loop van de dagen erger worden in plaats van beter, dan kunt u een blaasontsteking hebben. Advies is om uw urine bij de huisarts te laten controleren. Die kan u zo nodig een antibioticumkuur voorschrijven.
Krijgt u binnen 48 uur na ontslag onderstaande klachten?
Neem dan contact op met de polikliniek urologie tijdens kantooruren (050-5246920).
Buiten kantooruren neemt u contact op met de verpleegafdeling (050-5245510).
Na de eerste 48 uur neemt u bij bovenstaande klachten contact op met de huisarts of zo nodig de huisartsenpost. Die neemt, indien nodig, contact op met de uroloog.
Als er tijdens de operatie weefsel is weggehaald, wordt dat opgestuurd voor onderzoek. U krijgt een afspraak mee voor het bespreken van de uitslag van het weefselonderzoek. Dit onderzoek duurt een paar dagen.
De uroloog bespreekt dan ook met u of er meer blaasspoelingen nodig zijn. Deze spoelingen vinden plaats op de dagbehandeling Oncologie.
Versie: 942628 06-2023 TUR blaas