Aan het laden

Martini offers Google® Translate as a convenience for visitors to our web site who may not have Dutch as their primary language. Google® Translate provides automated translations, which may result in incorrect or misleading translations. Martini is not responsible for any translations provided by Google® Translate or for any damages or losses arising from the use of or reliance on these translations. Viewers who rely on information through Google® Translate on our web site do so at their own risk.

Go to Google Translate

  1. Home
  2. Folders
  3. Operatieve behandeling van een niet-ingedaalde zaadbal
Terug naar bovenliggende pagina

Niet-ingedaalde zaadbal (operatie)

Folder

Algemeen

  • Neem altijd een geldig legitimatiebewijs mee (rijbewijs, paspoort of identiteitsbewijs).
  • Heeft u een zorgverzekering in het buitenland? Neem dan ook uw verzekeringspapieren mee.
  • Kunt u om dringende redenen niet komen voor de operatie of het onderzoek? Bel dan met de polikliniek of afdeling.
  • Uw persoonlijke medische gegevens en afspraken bekijken? Dat kan in ons digitale patiëntenportaal Mijn Martini. U kunt met uw DigiD inloggen via www.martiniziekenhuis.nl/mijnmartini.

Inleiding

Binnenkort komt u met uw zoon naar het Martini Ziekenhuis voor een operatie aan één of beide zaadballen. In deze folder leest u hoe de opname en behandeling gaan en hoe u uw zoon voorbereidt. De duur van de opname is per kind verschillend, maar is meestal 1 dag. De informatie in deze folder is een aanvulling op het gesprek met uw arts.

Orchidopexie

Voor de productie van zaadcellen horen de zaadballen in de balzak te zitten. Hier is de temperatuur iets lager dan in de rest van het lichaam. Bij sommige jongens is het zaadballetje ergens in het lieskanaal blijven steken. Het is dan niet volledig ingedaald in de balzak (scrotum). Soms is een goed ingedaald balletje op latere leeftijd niet meer in de balzak te vinden.

De operatie (orchidopexie) gebeurt altijd onder algehele verdoving (narcose). Meestal is de opname in dagverpleging en mag uw zoon dezelfde dag naar huis. 

Voorbereiding

Het is belangrijk dat uw zoon helpt met de voorbereiding op de operatie. Hieronder leest u hoe u dit doet.

Preoperatief spreekuur

Vóór de operatie heeft u met uw zoon een afspraak voor het preoperatieve spreekuur. Dit is het spreekuur van de polikliniek Anesthesiologie. In de folders Preoperatief Spreekuur en anesthesie leest u hoe u zich hierop voorbereidt.

Na het preoperatieve spreekuur maakt u kennis met de Verpleegafdeling Kinderen. U maakt daar een afspraak met een (pedagogisch) medewerker. 

Uw kind vertellen over de operatie

Hoe en wanneer u uw zoon het beste kunt voorbereiden op de operatie, hangt af van zijn leeftijd en karakter. Soms heeft een kind veel voorbereidingstijd nodig. Andere kinderen kunnen beter pas vlak voor de opname worden voorbereid. Dit helpt om zo veel mogelijk spanning of stress te voorkomen.

Samen kennismaken met de verpleegafdeling kan helpen. Net als het samen inpakken van de tas voor de ziekenhuisopname. Tijdens deze dingen kunt u spelenderwijs zien wat uw zoon wel of juist nog niet heeft begrepen. Voor elke leeftijdsfase zijn er boeken die u kunnen helpen bij het voorbereiden. 

Kinderen tussen 4 en 6 jaar hebben vaak vragen of twijfels. U kunt deze twijfels dan bespreken. Deze vragen worden vaak gesteld:

  • Moet ik in het ziekenhuis blijven?
  • Mag ik voor de operatie niets drinken en eten, maar erna wel?
  • Waarom ga ik slapen voor de operatie?
  • Hoe ga ik slapen voor de operatie?
  • Mag ik mijn knuffel en speelgoed meenemen?
  • Blijf jij bij mij slapen de nacht na de operatie?

Nuchter zijn

Vanaf 6 uur voor de operatie mag uw kind niets meer eten en drinken. In de folder Preoperatief spreekuur en anesthesie leest u hier meer over.

Opnameplanning

U krijgt een afspraak voor de opnamedag thuis gestuurd van de afdeling Opnameplanning. 

Uw zoon wordt in het ziekenhuis opgenomen op de dag van de operatie. Op de Verpleegafdeling Kinderen heeft u een intakegesprek met een verpleegkundige. U krijgt dan informatie over hoe de operatie verloopt.

De operatie

Op de Verpleegafdeling Kinderen krijgt uw kind speciale operatiekleding aan. Uw kind krijgt een verdovende zalf met pleisters. Hij krijgt een pleister op zijn hand en aan de binnenkant van de elleboog geplakt. Deze zalf is om het inbrengen van het infuus zo pijnloos mogelijk te maken. Dit is vooraf met de anesthesioloog afgesproken. 

Samen met een medewerker van de verpleegafdeling gaat 1 van de ouders mee naar de operatiekamer. De ouder is erbij totdat de anesthesioloog uw kind met een kap of prik in slaap brengt. Als uw kind de narcose krijgt toegediend, valt hij snel in slaap. In die tussentijd kan uw zoon even met de ogen draaien of trekkende bewegingen maken met de armen of benen. Dit ziet er misschien niet plezierig uit, maar het kan geen kwaad. Uw kind merkt niets van deze bewegingen.

Als uw zoon slaapt, wordt eerst gevoeld waar het balletje zit. Als het balletje in de lies te voelen is, wordt het opgezocht via een sneetje in de lies. Met een tweede sneetje wordt het balletje in de balzak vastgezet. Is het niet duidelijk waar het balletje precies is? Dan wordt eerst een kijkoperatie (laparoscopie) gedaan. Dit gebeurt onder narcose. Meestal zit het balletje vlak bij de lies en wordt het na de kijkoperatie in de balzak geplaatst. Soms is er geen balletje aangelegd.

Mogelijk verloop van de operatie

  • Soms is de zaadstreng te kort om naar de balzak te brengen. Dit komt vooral voor bij balletjes die in de buikholte liggen. Dan worden de bloedvaten van het balletje doorgeknipt. Het balletje wordt dan 6 maanden later op zijn plaats gelegd. Dat gebeurt als het lichaam nieuwe bloedvaten heeft aangemaakt.
  • Wanneer de bloedvaten worden doorgeknipt, is de kans groter dat het balletje verschrompelt. Naast de zaadleider lopen meestal genoeg reservebloedvaten om dit te voorkomen.
  • Soms blijkt tijdens de operatie dat het balletje niet is aangelegd. Ook is er een kleine kans dat het balletje al vóór de geboorte is verschrompeld. Als dat zo is, wordt het tijdens de operatie weggehaald.
  • Ondanks een operatie op jonge leeftijd kan het zijn dat het geopereerde balletje later niet helemaal goed werkt. In de puberteit gaan de zaadballen het mannelijk hormoon (testosteron) en zaadcellen aanmaken. Vooral wanneer beide balletjes niet zijn ingedaald, kan dat leiden tot minder vruchtbaarheid.

Na de operatie

Na de operatie gaat uw kind naar de uitslaapkamer. Een medewerker van de kinderafdeling brengt u daar naartoe. De uroloog komt op de uitslaapkamer of op de kinderafdeling om u te vertellen hoe de operatie is gegaan. Ook maakt de uroloog afspraken met u over wat uw zoon na de operatie wel en niet mag.

Terug naar de afdeling

Als uw kind pijn heeft of misselijk is, kunt u om medicijnen vragen. Zijn de bloeddruk en de ademhaling van uw zoon goed en is hij weer goed wakker? Dan mag hij terug naar de verpleegafdeling.

Pijnbestrijding

Om ervoor te zorgen dat uw zoon zo min mogelijk pijn heeft, krijgt hij pijnstillers. Op de operatieafdeling wordt hier al een begin mee gemaakt. Als u weer thuis bent, is paracetamol meestal voldoende om de pijn te stillen.

Infuus

Na de operatie heeft uw zoon een infuus voor vocht en soms voor medicijnen tegen bijvoorbeeld pijn of misselijkheid. Wanneer het infuus niet meer nodig is, wordt het door de verpleegkundige verwijderd.

Plassen

Uw zoon moet na de operatie hebben geplast voordat hij naar huis mag.

Weer naar huis

Meestal mag uw zoon op de dag van de operatie naar huis. Dit gebeurt als uw zoon goed wakker is, iets gegeten en gedronken heeft én heeft geplast. U krijgt een controleafspraak, een brief voor de huisarts en een nazorgformulier mee. In het nazorgformulier leest u wat uw zoon thuis wel en niet mag doen.

Mogelijke complicaties

Complicaties van de ingreep kunnen zijn:

  • Het ontstaan van een infectie van het operatiewondje.
  • Een nabloeding van het operatiegebied.
  • Het geopereerde balletje blijft achter in groei.

Wanneer bellen?

Eventuele complicaties beperken zich bijna altijd tot de wond. Heeft u twijfels of klachten? Binnen 24 uur na de operatie kunt u contact opnemen met de afdeling Spoedeisende Hulp via (050) 524 5152.

Na 24 uur neemt u contact op met uw huisarts. De huisarts overlegt zo nodig met de uroloog. Neemt u contact op met de huisarts als:

    • De pijn aanhoudt, wondjes rood gaan zien, als er pus of bloed uitkomt en/of erg opgezet raken.
    • De balzak steeds dikker wordt.
    • Uw zoon koorts heeft (boven de 38,5 graden Celsius).
    • Er veel bloed onder de pleister vandaan komt. Enkele druppels bloed op de pleister is geen probleem. U kunt dat met een schone washand voorzichtig opdeppen.
    • Uw zoon blijft overgeven. Als hij een keer overgeeft is dat niet erg.
    • De pijn niet afneemt, maar erger wordt.

Versie: 20170029 Orchidopexie- Operatieve behandeling van een niet-ingedaalde zaadbal 26-10-2023

Deel via e-mail

Deze website plaatst cookies. Dit doen we om onze site gebruiksvriendelijker te maken, onder andere door analyse van het bezoekersgedrag. Maar u blijft anoniem.