Aan het laden

Martini offers Google® Translate as a convenience for visitors to our web site who may not have Dutch as their primary language. Google® Translate provides automated translations, which may result in incorrect or misleading translations. Martini is not responsible for any translations provided by Google® Translate or for any damages or losses arising from the use of or reliance on these translations. Viewers who rely on information through Google® Translate on our web site do so at their own risk.

Go to Google Translate

  1. Home
  2. Folders
  3. Anesthesie
Terug naar bovenliggende pagina

Anesthesie

Folder

Inleiding

U staat op de wachtlijst voor een operatie, behandeling of onderzoek. Bij een operatie is een vorm van anesthesie (verdoving) nodig. Op de operatiedag krijgt u die van een gespecialiseerde arts, een anesthesioloog. Hier leest u hoe dat in zijn werk gaat en over de verschillende anesthesietechnieken. Leest u de informatie aandachtig door. Liefst vóór uw bezoek aan het Preoperatief Spreekuur (POS).

Informatie over anesthesie is een onderwerp dat met u wordt besproken tijdens het Preoperatief Spreekuur (POS). Wilt u meer weten over het POS? Lees dan de informatie over het Preoperatief Spreekuur.

Wat is anesthesie?

  • Anesthesie betekent letterlijk “gevoelloosheid” of “geen gewaarwording”; het wegnemen van pijn. Er zijn verschillende vormen van anesthesie. Zoals algehele anesthesie (narcose) waarbij u slaapt of verdoving van een deel van het lichaam. Welke anesthesie voor u het meest geschikt is, hangt af van verschillende factoren. Zoals uw leeftijd, lichamelijke conditie, geestesgesteldheid, gebruik van bepaalde medicijnen en de soort operatie. Er wordt rekening gehouden met uw eigen wensen.
  • Een anesthesioloog (anesthesist) is een medisch specialist (arts) die zich in de anesthesie heeft gespecialiseerd. Hij of zij doet meer dan u alleen in slaap maken. Tijdens een operatie worden belangrijke lichaamsfuncties bewaakt en eventueel bijgesteld, zoals ademhaling, bloedsomloop, temperatuur en samenstelling van het bloed. Na de operatie regelt de anesthesioloog de pijnbestrijding en zorgt hij/ zij voor u op de recovery (uitslaapkamer) of brengt u zo nodig naar de Intensive Care.
  • De anesthesioloog krijgt bij de uitvoering van zijn/haar taken assistentie van de anesthesiemedewerkers en recovery-verpleegkundigen Dit zijn gespecialiseerde verpleegkundigen. Samen met de anesthesioloog bewaken zij u onafgebroken. Vanaf het moment dat u de operatiekamer binnenkomt, tot u weer teruggaat naar uw afdeling.

Verschillende soorten anesthesie

  1. Algehele anesthesie: narcose, uw hele lichaam wordt verdoofd; u bent tijdelijk buiten bewustzijn.
  2. Regionale anesthesie: een deel van uw lichaam wordt verdoofd.
  3. Lokale anesthesie: alleen de operatieplek wordt verdoofd. Hier gaan we in deze folder niet verder op in.
  4. Sedatie: lichte slaap.

Algehele anesthesie

  • U wordt in diepe slaap gebracht (narcose). Eerst krijgt u zuurstof via een kapje; hier valt u niet van in slaap. Via het infuus worden verschillende medicijnen ingespoten. Daarna valt u in slaap en merkt niets meer van de omgeving om u heen.
  • Als u onder narcose bent, ademt u zelf niet of onvoldoende. U wordt dan geholpen met ademhalen. Daarvoor wordt een beademingsbuisje of keelmasker ingebracht. Deze verwijderen we aan het einde van de operatie, nadat we u wakker hebben gemaakt. De meeste patiënten hebben geen herinnering aan het uithalen van dit beademingsbuisje of keelmasker.
  • Kort na de operatie kunt u zich nog slaperig voelen of wegdommelen. Dat is heel normaal. Ook kan misselijkheid en braken optreden en kunt u pijn krijgen in het operatiegebied. De recovery verpleegkundige vraagt u regelmatig naar pijn en misselijkheid, maar wees niet terughoudend met vragen om pijnstilling en het melden van misselijkheid.

Voordelen

Diepe slaap, u ziet of hoort niets van de ingreep.

Nadelen

Als u een (ernstige) longziekte heeft, kunt u meer last krijgen van hoesten, benauwdheid of bijvoorbeeld een luchtweginfectie. Zie ook bijwerkingen en complicaties.

Bijwerkingen en complicaties

  • Bijwerkingen: na een algehele anesthesie kunt u last hebben van misselijkheid, braken, keelpijn of heesheid. Deze klachten komen regelmatig voor en verdwijnen vanzelf binnen een paar dagen.
  • Ernstige complicaties door anesthesie komen nauwelijks meer voor. Door goede bewakingsapparatuur, moderne geneesmiddelen en een goede opleiding van de anesthesioloog en de anesthesiemedewerkers is anesthesie tegenwoordig zeer veilig. Maar algehele anesthesie heeft altijd een risico ook al is de kans klein.
  • Ondanks zorgvuldigheid zijn complicaties niet altijd te voorkomen. Zo kunnen allergische reacties op medicijnen optreden. Of een beschadiging van uw lip of gebit tijdens het inbrengen van het beademingsbuisje of keelmasker. Ook kan door een ongelukkige houding tijdens een operatie een zenuw in een arm of been beklemd raken, waardoor (meestal tijdelijk) tintelingen of krachtverlies kunnen ontstaan.
  • Tussentijds of voortijdig wakker worden komt zeer weinig voor. Vaak is er dan een verband met de soort operatie (keizersnede, open hart operatie, operatie na een trauma / ongeluk), een slechte lichamelijke gezondheid en of het een spoed operatie is.
  • Een ernstige complicatie door anesthesie hangt, behalve bij calamiteiten, vaak samen met uw gezondheidstoestand voor de operatie.

Algehele anesthesie; mogelijke bijwerkingen en complicaties

De meeste complicaties zijn tijdelijk of goed te behandelen

Gewoon

Bij 1op de 10-100

Ongewoon

Bij 1 op de 1000

Zeldzaam

Bij 1 op de 10.000 tot 200.000

• Misselijkheid / braken

• Pijnlijke keel

• Duizeligheid / wazig zien

• Rillen

• Hoofdpijn

• Jeuk

• Rug- en doorligpijn

• Pijn bij injectie

 

• Luchtweginfectie

• Blaasproblemen

• Spierpijnen

• Verminderde ademhaling

• Lip- tong- of tandschade

• Verergering bestaande

ziekte

• Verwardheid / geheugenverlies

• Tintelingen / doof gevoel ledemaat

 

• Oogschade

• Ernstige allergische reactie

• Overlijden

• Schade door kapotte

apparaten of materiaal

• Onbedoeld bewustzijn

hebben

 

Algehele anesthesie tijdens een zwangerschap

Kan de operatie uitgesteld worden? Dan adviseren we te wachten tot na de zwangerschap. Als dat niet mogelijk is, dan proberen we te wachten tot na het de eerste 3 maanden van de zwangerschap, als alle vitale organen zijn aangelegd.

Regionale Anesthesie

  • Bij regionale anesthesie wordt een deel van het lichaam verdoofd. Bijvoorbeeld een arm of het onderlichaam. Ook kan de spierkracht verminderen.
  • Voorbeelden van regionale anesthesie zijn ruggenprikken, lokale verdoving en een Bierse verdoving.
  • Voor alle vormen van regionale anesthesie geldt, dat u nuchter moet zijn. U leest daar meer over in de informatie over het Preoperatief Spreekuur en in de informatie over nuchter zijn.

Ruggenprik

  • In de rug lopen vanuit het ruggenmerg grote zenuwen naar het onderlichaam en de benen. Deze zenuwbanen kunnen met een ruggenprik worden verdoofd.
  • Over de ruggenprik bestaan nogal wat misverstanden. Veel mensen denken dat het erg pijnlijk is. De meeste patiënten vinden dat erg meevallen. Alleen de prik door de huid kan als pijnlijk worden ervaren. Deze prik is te vergelijken met die voor afnemen van bloed.
  • Er zijn 2 soorten ruggenprikken. Een ruggenprik met een spinale anesthesie en een ruggenprik met een epidurale anesthesie.

Ruggenprik met een spinale anesthesie (een spinaal)

  • Moet alleen uw onderlichaam plaatselijk verdoofd worden? Dan is vaak spinale anesthesie mogelijk. De grote zenuwen die vanuit het ruggenmerg naar uw onderlichaam en benen lopen, worden dan tijdelijk verdoofd. Dit gebeurt met een prik laag in de rug.
  • Hiervoor moet u zitten met een bolle rug. Zo kan de anesthesioloog de naald tussen de lendenwervels inbrengen. De huid rond de prikplaats wordt gedesinfecteerd en soms verdoofd. Dan volgt de ruggenprik. Dit is een erg dun naaldje dat zo ontworpen is om de juiste plek te bereiken zonder beschadiging van zenuwen. Soms wordt zo’n zenuw tijdens het prikken iets opzij geduwd. U kunt dit voelen als schokje in uw rug of benen. Als de juiste plek is gevonden, wordt een verdovingsmiddel ingespoten. Binnen een paar minuten merkt u dat het gevoel in uw benen verandert. Eerst kan het wat tintelen en warm worden voordat uw onderlichaam gevoelloos wordt. U kunt uw benen vaak ook niet meer bewegen. Dit duurt enkele uren. Als de verdoving uitwerkt, komt de kracht en het gevoel in uw benen geleidelijk terug.
  • In principe blijft u bij een ruggenprik wakker, maar een ruggenprik kan gecombineerd worden met sedatie (een lichte slaap).

Ruggenprik met epidurale anesthesie (een epiduraal)

  • Een ruggenprik met epidurale anesthesie lijkt op een ruggenprik met spinale anesthesie. Het verschil is dat deze ruggenprik ook hoger in de rug geplaatst kan worden. Ook wordt een slangetje ingebracht, waardoor steeds medicijnen door worden gegeven voor pijnstilling. Dit slangetje (katheter) kan enige dagen blijven zitten. Na een huidverdoving wordt met een naald de juiste plek gezocht. Als deze is gevonden, wordt een slangetje ingebracht. Soms voelen patiënten een schokje bij het inbrengen van de katheter. Dit kan geen kwaad, maar meldt u het wel.
  • Verdoving via een epiduraal-katheter is iets minder intens in vergelijking met spinaal anesthesie. Een ruggenprik met epidurale anesthesie is dan ook vooral bedoeld voor pijnstilling na de operatie. Dit wordt dan epidurale pijnstilling genoemd.
  • Bij een aantal pijnlijke operaties is pijnstilling met epidurale anesthesie beter dan met morfine.
  • Bij epidurale pijnstilling kan het gevoel tijdelijk veranderen en uw spierkracht tijdelijk minder zijn. U moet voorzichtig zijn als u met een epiduraal-katheter uit bed stapt. Als de epidurale pijnstilling niet meer nodig is, wordt de katheter verwijderd; dit is niet pijnlijk.
  • U krijgt bij epidurale pijnstilling uit voorzorg vaak een blaaskatheter (slangetje in de blaas). Het is namelijk mogelijk dat u door de verdoving tijdelijk niet zelf kunt plassen.

Combinaties

  • Een epidurale anesthesie kan worden gecombineerd met algehele anesthesie. Bijvoorbeeld bij een grote buik- of longoperatie waarbij na de operatie veel pijn verwacht wordt.
  • Een epidurale anesthesie kan ook worden gecombineerd met een spinale anesthesie. Bijvoorbeeld bij ingrepen die lang duren of waarbij veel napijn wordt verwacht. U krijgt dan 1 prik.
  • Bijwerkingen en complicaties
  • Soms werkt de verdoving onvoldoende. De anesthesioloog kan dan extra verdoving geven. Soms is het echter alsnog algehele anesthesie nodig. De anesthesioloog overlegt dit op dat moment met u.

Ruggenprik, mogelijke bijwerkingen en complicaties

De complicaties zijn afhankelijk van het soort ruggenprik

De meeste complicaties zijn tijdelijk of goed te behandelen

Gewoon

Bij 1 op de 10-100

Ongewoon

Bij 1 op de 1000 tot 10.000

Zeldzaam

Bij 1 op de 10.000 tot 200.000

• Misselijkheid / braken

• Lage bloeddruk

• Niet kunnen plassen

• Beurse plek op prikplaats

• Jeuk

• Te hoge verdoving

• Hoofdpijn

• Flauwvallen

• Bloeding op prikplaats

• Beschadiging zenuwwortel of ruggenmerg

• Ernstige allergische reactie

• Overlijden

• Schade door kapotte materialen of apparaten

• Infectie vanuit prikplaats

Plexus anesthesie of blok

  • Plexus anesthesie of perifere blokkade is een plaatselijke verdoving van zenuwen die buiten de wervelkolom lopen. Dit wordt ook wel een blokkade of blok genoemd.
  • De zenuwen die naar het operatiegebied lopen, worden tijdelijk uitgeschakeld. De anesthesioloog spuit hiervoor een verdovingsvloeistof in rond de zenuwen. Een blok kan bijvoorbeeld worden gecombineerd met algehele anesthesie of sedatie (lichte slaap).
  • Sommige blokkades blijven 24 uur of langer zitten. U hoeft niet altijd in het ziekenhuis te blijven totdat de verdoving is uitgewerkt. Dat hangt onder andere af van de operatie en uw situatie. Zolang de verdoving nog niet is uitgewerkt, kunt u dit lichaamsdeel niet gebruiken en heeft u eventueel hulp nodig.

Er zijn veel verschillende soorten plaatselijke verdoving. Deze komen het meeste voor:

  • Halsprik: verdoving van schouder en bovenarm.
  • Prik boven het sleutelbeen of in de oksel: verdoving van arm en hand.
  • Liesprik: verdoving van de voorzijde van het bovenbeen.
  • Achterbeenprik: verdoving van het onderbeen.
  • Prik tussen de spierlagen van de buikwand voor verdoving van een deel van de romp.

Om schade aan zenuwen te voorkomen, spuit de anesthesioloog de verdovingsvloeistof in met behulp van een echoapparaat en/of een zenuwprikkelaar. Met dit apparaatje gaan uw spieren buiten uw wil om bewegen. Dit is niet pijnlijk. Om onbedoelde schade aan zenuwen te voorkomen, krijgt u de prik als u nog wakker bent. De anesthesioloog merkt dan tijdig of de naald te dicht bij de zenuwen komt.

Korte tijd na de prik merkt u dat uw arm, been of hand gaat tintelen en/of warm lijkt te worden en minder goed of helemaal niet meer kunt bewegen. Aanraking kunt u blijven voelen; het pijngevoel is wel uitgeschakeld.

Deze vorm van verdoving heeft een succespercentage van 85-95%. Als de verdoving onvoldoende werkt, wordt afhankelijk van de situatie bijgespoten of krijgt u sedatie of algehele anesthesie.

Afhankelijk van het gebruikte medicijn duurt het ongeveer 6-24 uur voordat de verdoving helemaal is uitgewerkt. Een onderbeenverdoving kan soms tot 3 dagen blijven zitten. Beweging en gevoel keren langzaam terug. U kunt dan ook weer pijn voelen. Om (veel) pijn te voorkomen, is het belangrijk dat u de voorgeschreven pijnstillers volgens voorschrift gebruikt. Bij voorkeur voordat u pijn krijgt.

Combinaties

Een plexus blok kan gecombineerd worden met sedatie (lichte slaap) of narcose.

Bierse anesthesie

Dit is een verdoving van de onderarm voor kleine operaties aan de hand of onderarm. De bloeddoorstroming van de arm wordt tijdelijk afgesloten met een strakke band. Daarna wordt de verdovende vloeistof ingespoten. De onderarm gaat tintelen en warm aanvoelen en u kunt de arm niet (goed) meer bewegen. Ook bij deze methode kunt u aanraking wel blijven voelen tijdens de operatie, maar geen pijn. Als de operatie klaar is, wordt de band los gemaakt. De verdoving is dan vrijwel direct opgeheven. Soms kan uw arm wat prikkelen.

Bij een Bierse anesthesie krijgt u in beide armen een infuus: 1 voor het inspuiten van de verdoving en 1 voor toedienen van eventuele andere medicijnen.

Mogelijke complicaties en bijwerkingen van een blokkade

De meeste complicaties zijn tijdelijk en goed te behandelen

Gewoon

Ongewoon

Zeldzaam

Bij 1 op de 10-100

Bij 1 op de 1000

Bij 1 op de 10.000 tot 200.000

• Veranderd gevoel, tintelingen na 24 uur

• Mee verdoven van gezicht of naar middenrif (bij halsprik)

• Veranderd gevoel, tintelingen na 1 week

• Injectie van (een deel van) het medicijn in de bloedbaan met tijdelijk klachten

• Ingeklapte long bij een prik in de hals of bij sleutelbeen

• Bloeding op de prikplaats

• Ernstige allergische reacties

• Epileptische aanval, reanimatie of overlijden

• Schade door kapotte apparaten of materiaal

• Infectie op de prikplaats

• Blijvende beschadiging zenuw

Sedatie

  • Sedatie betekent een lichte slaap, uw bewustzijn is verminderd en u krijgt weinig mee van uw omgeving. Het is echter nooit gegarandeerd dat u helemaal niets meemaakt van de situatie om u heen, zoals bij algehele anesthesie (narcose). Anders dan bij narcose is het bij sedatie niet nodig de luchtweg vrij te houden. U heeft dus geen beademingsbuisje of keelmasker nodig. Dit is een voordeel. Wel is vaak extra zuurstof via een slangetje bij de neus nodig.
  • Op het operatiecentrum wordt sedatie vaak gecombineerd met een regionale anesthesie, zoals een ruggenprik of een armverdoving.
  • Meer weten over sedatie tijdens een aantal onderzoeken, zoals een long- of een darm onderzoek? Lees dan de folder over sedatie.

Kinderen en anesthesie

Voor kinderen gelden in principe dezelfde afspraken als voor volwassenen.

Op het Preoperatief Spreekuur gaan kinderen alleen niet naar de intake- of diabetes verpleegkundige.

Na de operatie

Na de operatie blijft u (tenminste) 1 nacht in het ziekenhuis:

Pijnbehandeling na de operatie

Als de verdoving is uitgewerkt, kunt u pijn krijgen in het operatiegebied. Pijn na een operatie wordt veroorzaakt door weefselschade. Dit is bijna niet te voorkomen. Maar door veel pijn kunt u minder goed diep doorademen, ophoesten en wordt u soms zelfs gedwongen stil te blijven liggen. Dit is niet bevorderlijk voor uw genezing. Goede pijnbestrijding na een operatie is daarom belangrijk. Het bevordert genezing van de wond, versnelt het herstel en vermindert de kans op complicaties. Voor een goede pijnbehandeling schrijft de anesthesioloog pijnmedicatie voor.

Pijnscore

Om na te gaan hoeveel pijn u heeft vraagt de verpleegkundige van de afdeling enige malen per dag of en hoeveel pijn u heeft. Dit is de pijnscore. 0 (nul) betekent ‘geen pijn’ en 10 betekent ‘de meest denkbare pijn’. Op basis van deze score ontvangt u pijnstillers, maar u kunt er ook zelf om vragen.

Sommige patiënten krijgen een PCA-pomp. Daarmee kunt u uzelf kleine hoeveelheden morfine toedienen via het infuus. De pomp is beveiligd, dus u kunt uzelf nooit teveel pijnstilling toedienen. Als u epidurale pijnstilling, een plexuskatheter of een PCA-pomp heeft, komt de Acute Pijn Service (APS) dagelijks bij u langs. Deze verpleegkundigen controleren hoe het met de pijnbehandeling gaat en passen die zo nodig aan. De afdelingsverpleegkundige of zaalarts kan de APS

24 uur per dag bereiken voor vragen of advies over de pijnbehandeling.

Vragen

  • Vragen over de operatie zelf, stelt u aan de arts die u opereert.
  • Vragen over de verdoving en over gang van zaken rond uw operatie stelt u tijdens het Preoperatief Spreekuur bezoek aan de anesthesioloog of anesthesiemedewerker. Het is goed om dit gesprek voor te bereiden. 
  • Met vragen over uw medicijnen kunt u terecht bij uw huisarts en/of apotheek. Een recent overzicht van uw medicijnen kunt u bij hen opvragen. U heeft dit overzicht ook nodig voor het Preoperatief Spreekuur. De anesthesioloog of anesthesiemedewerker vertelt u met welke medicijnen u moet stoppen rond de operatie. Deze informatie staat ook in uw opnamebrief die u ontvangt.
  • Vragen over de risico’s van uw verdoving stelt u aan de anesthesioloog of anesthesiemedewerker tijdens het Preoperatief Spreekuur.
  • Vragen over de operatiedatum kunt u stellen aan de afdeling opnameplanning van het betreffende specialisme dat de operatie voor u regelt.
  • Vragen over het verwachte verloop ná een operatie kunt u stellen aan de intake verpleegkundige of aan de arts die u opereert.

Na een operatie in dagbehandeling

  • Door de anesthesie en de pijnstillers reageert u mogelijk minder snel. Mag u op de operatiedag naar huis? Zorg er dan voor dat u de eerste nacht na ontslag uit het ziekenhuis niet alleen thuis bent. Verder mag u die dag geen gevaarlijke machines bedienen (niet autorijden!) en geen belangrijke beslissingen nemen. Deze regels gelden zowel na algehele als regionale anesthesie.
  • Doe de eerste 24 uur na de operatie rustig aan en eet geen zware maaltijden

Pijnstillers voor thuis

Wordt u in dagbehandeling geopereerd en gaat u dus dezelfde dag weer naar huis? Zorg dan dat u een aantal pijnstillers in huis heeft. Voor deze pijnstillers krijgt u geen recepten. Zelf kopen bij de drogist is veel goedkoper. U hoort van de anesthesioloog of de anesthesiemedewerker tijdens het Preoperatief Spreekuur, welke pijnstillers geschikt zijn. Bijvoorbeeld:

  • Paracetamol 500 mg tabletten (pijnstiller)
  • Naproxen 220 of 250 mg tabletten (pijnstiller)
  • Omeprazol 20 mg tabletten of capsules (maagbeschermer)

Versie: 20200074 Anesthesie 05-2021

Specialisme: Anesthesiologie
Deel via e-mail

Deze website plaatst cookies. Dit doen we om onze site gebruiksvriendelijker te maken, onder andere door analyse van het bezoekersgedrag. Maar u blijft anoniem.