Aan het laden

Martini offers Google® Translate as a convenience for visitors to our web site who may not have Dutch as their primary language. Google® Translate provides automated translations, which may result in incorrect or misleading translations. Martini is not responsible for any translations provided by Google® Translate or for any damages or losses arising from the use of or reliance on these translations. Viewers who rely on information through Google® Translate on our web site do so at their own risk.

Go to Google Translate

  1. Home
  2. Behandelingen en onderzoeken
  3. Plaatselijke verdoving

Plaatselijke verdoving

U wordt geopereerd of onderzocht in het Martini Ziekenhuis. Samen met de anesthesioloog heeft u gekozen voor een plaatselijke verdoving (regionale anesthesie). Een deel van uw lichaam wordt dan verdoofd. Bijvoorbeeld een arm of het onderlichaam. Voor de verdoving moet u (meestal) nuchter zijn.

Voorbereiding

U heeft tijdens het preoperatief spreekuur met de anesthesioloog (de arts die de verdoving toedient) gesproken. Samen heeft u besloten dat plaatselijke verdoving (regionale anesthesie) het beste bij u en uw operatie of onderzoek past.

Zo werkt het:

Een deel van uw lichaam wordt verdoofd, bijvoorbeeld een arm of het onderlichaam.

  • De anesthesioloog dient een verdovende stof toe rond zenuwen die de pijnprikkels overbrengen. Dit maakt het gedeelte van het lichaam dat bij die zenuwen hoort gevoelloos, zodat u tijdens de operatie geen pijn heeft in dat gebied.
  • In het verdoofde lichaamsdeel kan ook de spierkracht verminderen. Zodat u de arm of de benen niet of nauwelijks kunt bewegen.
  • Na de ingreep werkt de regionale anesthesie plaatselijk door en geeft langdurig goede pijnstilling.
  • U blijft tijdens de operatie wakker, maar als u dat niet wilt, kunt u een slaapmiddel krijgen.
  • Voor de toediening van regionale anesthesie moet u (meestal) nuchter zijn. Dit voorkomt dat de inhoud van uw maag tijdens de operatie in uw luchtpijp of longen terechtkomt.

5 soorten plaatselijke verdoving:

  • Spinale anesthesie (ruggenprik) bij operaties onder het niveau van de navel. U krijgt een prikje in de huid van uw rug. De anesthesioloog spuit daarna een kleine hoeveelheid verdovende vloeistof in uw wervelkanaal. De verdoving werkt binnen een paar minuten en houdt enkele uren aan.
  • Epidurale anesthesie (ruggenprik) bij operaties in de buik of borstholte. Vaak in combinatie met algehele narcose. De anesthesioloog brengt via een ruggenprik een slangetje in uw rug aan dat wordt aangesloten op een pompje. Hierdoor komt pijnstillende vloeistof in uw lichaam. U krijgt ook een katheter, voor de afvoer van uw urine.
  • Plexus anesthesie bij operaties van een arm (bij een schouderoperatie soms samen met algehele narcose). Via een okselprik of een prik onder het sleutelbeen of in hals of nek worden zenuwen geblokkeerd. U merkt wel dat uw arm geopereerd wordt, maar voelt geen pijn.
  • Bierse anesthesie bij kleine operaties aan de hand of onderarm. De bloeddoorstroming wordt tijdelijk geblokkeerd via een strakke band om uw arm. Via een infuus loopt de verdovende vloeistof via de bloedstroom in uw hand. U voelt wel aanraking van de hand, maar geen pijn.
  • Retrobulbaire anesthesie (oogblok) bij operaties aan het oog. Met een prik onder het oog wordt de verdovende vloeistof ingespoten achter het oog. Voor deze verdoving hoeft u niet nuchter te zijn.

Behandeling

Verpleegafdeling

Voor de operatie (of het onderzoek) wordt u opgenomen op een verpleegafdeling.

  • Een half uur tot een uur voor het begin van de ingreep krijgt u een rustgevend tablet.
  • Een kunstgebit, bril of contactlenzen, oorbellen, horloge, piercings of andere sieraden doet u af en uit. Een gehoorapparaat kunt u inlaten.
  • U krijgt een operatiejasje, doet dit aan en gaat in bed liggen.
  • Vervolgens brengt de verpleegkundige u met bed naar de operatieafdeling.

Operatieafdeling

De recovery- of anesthesiemedewerker ontvangt u op de operatieafdeling.

  • Voor het toedienen van de verdoving gaat u of naar een voorbereidingsruimte of direct naar de operatiekamer.
  • U krijgt een naald in uw arm met daaraan een slangetje (het infuus) voor de toediening van vocht en medicatie tijdens en na de operatie.
  • De anesthesiemedewerker sluit u aan op bewakingsapparatuur (voor de controle van het hart, de bloeddruk en het zuurstofgehalte).
  • Vlak voor de operatie is er een ‘time-out’. Dit is een controlemoment als u nog wakker bent. Het operatieteam is dan aanwezig.
  • Daarna wordt u op de afgesproken manier plaatselijk verdoofd.
  • Na de operatie wordt u naar de uitslaapkamer (Recovery) gebracht.

Na de behandeling

Uitslaapkamer

Op de uitslaapkamer (Recovery) kunt u rustig ontwaken onder toezicht van gespecialiseerde verpleegkundigen.

  • Hier krijgt u middelen tegen de pijn. Na een kleine operatie is paracetamol of diclofenac voldoende. Na een grotere operatie krijgt u een morfineachtig medicijn.
  • Het is mogelijk dat u in aanmerking komt voor pijnbestrijding via een infuuspomp (PCA-pomp). Via de toedieningsknop dient u uzelf pijnstilling toe als de pijn opkomt. De pomp is zo ingesteld dat u nooit teveel medicijnen krijgt.
  • U blijft op de uitslaapkamer tot al uw lichaamsfuncties in orde zijn. De duur is mede afhankelijk van de ingreep en uw conditie. Na een ruggenprik wordt gewacht tot de kracht in uw benen is teruggekeerd.
  • Als de controles goed zijn, gaat u terug naar de verpleegafdeling.

Bijwerkingen

  • Na spinale anesthesie (ruggenprik) is er kans op hoofdpijn. Die verdwijnt meestal na 1 tot enkele dagen met een lichte pijnstiller. De verdoving kan de controle op de blaas verminderen. Eventueel krijgt u een katheter voor de afvoer van uw urine.
  • Na epidurale anesthesie (ruggenprik) is het mogelijk dat u jeuk krijgt over het hele lichaam. U krijgt dan een ander medicijn voor de pijnbestrijding en een medicijn dat de jeuk vermindert. Soms ontstaat tijdens het toedienen van de verdovingsvloeistof een tijdelijk doof gevoel en/of krachtsvermindering in een of beide benen. Dit verdwijnt als de toediening wordt gestaakt.
  • Bij plexus anesthesie (zenuwblokkade) is er kans op gevoelloosheid en verminderde spierkracht in de arm en dat u uw arm (bijna) niet kunt gebruiken. Bij het verdwijnen van de verdoving kunnen prikkelingen optreden. Deze manier van verdoven heeft een succespercentage van ongeveer 85-95%. Mocht deze vorm bij u niet werken, dan wordt u onder algehele anesthesie behandeld.
  • Na bierse anesthesie (verdoving via bloedbaan) is er kans op gevoelloosheid en verminderde spierkracht in de arm en dat u uw arm (bijna) niet kunt gebruiken. Bij het verdwijnen van de verdoving kunnen prikkelingen optreden.
  • Na retrobulbaire anesthesie (oogblok) is het mogelijk dat u een paar uur slecht ziet met het verdoofde oog.

Versie: 7 juni 2021

Praktische informatie Voor u

Specialisme: Anesthesiologie

Deze website plaatst cookies. Dit doen we om onze site gebruiksvriendelijker te maken, onder andere door analyse van het bezoekersgedrag. Maar u blijft anoniem.