Voorbereiding
Voorafgaand aan de operatie heeft u met uw zoon een afspraak voor het preoperatief spreekuur op de polikliniek Anesthesiologie. In de brochure Anesthesie en preoperatief spreekuur leest u hoe u zich kunt voorbereiden.
Daarna kunt u kennismaken op de Verpleegafdeling Kinderen. U kunt vooraf een afspraak maken met een (pedagogisch) medewerker door te bellen met (050) 524 6410 of te mailen met vraaghetaanmartentini@mzh.nl
Hoe en wanneer u uw zoon het beste kunt voorbereiden op de ziekenhuisopname hangt af van zijn leeftijd en karakter. Voor elke leeftijdsfase zijn er boeken die u kunnen helpen bij het voorbereiden. U kunt ook samen met uw zoon een vraag stellen op www.jadokterneedokter.nl.
Kinderen tussen 4 en 6 jaar kunnen vragen of twijfels hebben over:
- Moet ik in het ziekenhuis blijven?
- Houd ik mijn plasser wel?
- Mag ik voor de operatie niets drinken en eten, maar na die tijd wel?
- Waarom ga ik slapen voor de operatie?
- Mag ik mijn knuffel en speelgoed meenemen?
- Blijf jij bij mij slapen, mam?
Opname
U krijgt een afspraak voor de opnamedag thuisgestuurd van de afdeling Opnameplanning. Heeft u vragen of wilt u iets doorgeven, neem dan contact met de afdeling Opnameplanning .
Op de dag van de operatie meldt u zich op de Verpleegafdeling Kinderen. De verpleegkundige legt uit wat er gaat gebeuren. Uw zoon krijgt speciale operatiekleding aan. Het kan zijn dat uw zoon een verdovende zalf met pleister op de handrug en elleboogplooi geplakt krijgt. Dit is om het inbrengen van het infuus zo pijnloos mogelijk te maken.
Voor de operatie mag uw zoon niets meer eten en drinken. In de brochure Anesthesie en preoperatief spreekuur leest u meer over de nuchterheidsregels. Als ouder kunt u bij uw zoon op de kamer blijven slapen.
Waarschuwing
De ingreep kan niet doorgaan als uw kind ziek is en koorts heeft (temperatuur boven de 38,5 graden Celsius). Of als uw kind in contact is geweest met een besmettelijke ziekte. Neemt u dan direct contact op met de behandelend specialist of met de afdeling Dagverpleging Kinderen. Zo kunt u uw kind en uzelf een vergeefse reis naar het ziekenhuis besparen.
Operatie
Eén ouder gaat mee naar de operatiekamer. Zo kunt u bij uw zoon zijn totdat hij de narcose krijgt, met een kap of een prikje. Hij valt dan vrij vlot in slaap. Daarbij kan hij wel even met zijn ogen draaien of trekkende bewegingen maken met zijn armen of benen. Dit kan voor u een naar gezicht zijn, maar uw zoon merkt er niets van.
Tijdens de operatie krijgt uw zoon een dripping splint (splint) of blaaskatheter via de plasbuis in de blaas. Ook krijgt hij een verband rond de penis. De urine loopt via de katheter een luier in. Om de wond niet te nat te laten worden, krijgt uw zoon een dubbele luier waarbij de urine in de buitenste luier loopt en de ontlasting in de binnenste luier komt. De verpleegkundige leert u na de operatie hoe u de luiers kunt verschonen. De katheter wordt over het algemeen een week na de operatie verwijderd.
Is uw zoon zindelijk, dan krijgt hij een blaaskatheter waaraan een urineopvangzak bevestigd wordt, die aan het been of naast het bed wordt vastgemaakt. Een luier is dan niet nodig. Zorg ervoor dat de zak altijd lager hangt dan de blaas.
Soms is het nodig voor het herstel van de nieuwe plasbuis naast de splint ook een buikkatheter te plaatsen. Dan loopt de urine via de buikkatheter in een zakje. Een dubbele luier is dan niet nodig. Een buikkatheter wordt na 2 tot 3 weken verwijderd tijdens een dagopname in het ziekenhuis.
Na de operatie
Na de operatie gaat uw kind naar de uitslaapkamer (recovery). Een medewerker van de kinderafdeling brengt u daar naar toe. Als uw zoon pijn heeft of misselijk is, kunt u om medicijnen vragen. Wanneer de bloeddruk en ademhaling goed zijn en uw zoon goed wakker is, gaat hij terug naar de verpleegafdeling.
De uroloog komt op de uitslaapkamer of op de kinderafdeling bij u om te vertellen hoe de operatie is verlopen. Ook maakt de uroloog afspraken met u en met de verpleegkundigen over bedrust.
Na de operatie heeft uw zoon een infuus voor het toedienen van vocht en soms van medicijnen tegen bijvoorbeeld pijn of misselijkheid.
Pijnbestrijding
Het is ons streven dat uw zoon na de operatie zo min mogelijk pijn heeft. Hiervoor krijgt hij pijnstillers; op de operatieafdeling wordt al een start gemaakt met de pijnbestrijding. Wel kan uw zoon last hebben van blaaskrampen door de katheter. Blaaskrampen kunnen worden behandeld met medicijnen.
Mogelijke complicaties
Een mogelijke complicatie is, dat er een vernauwing in de nieuw gevormde plasbuis kan ontstaan. Ook kan er na de operatie meer dan één plasgaatje ontstaan, een zogenoemde fistel. Dan kan een tweede operatie nodig zijn.
Naar huis
Op de 2e of 3e dag na de operatie wordt het verband om de penis verwijderd. De penis kan blauw/rood verkleurd zijn, maar dit trekt vanzelf weg. Meestal mag uw zoon na verwijdering van het verband naar huis. Wel heeft hij dan nog een katheter via de plasbuis, die met een hechting aan zijn eikel vast zit. Zolang de katheter in de blaas zit, krijgt uw zoon 3x per dag Dridasestroop tegen mogelijke blaaskrampen.
U krijgt een recept voor een antibioticakuur mee, die moet starten op de dag van het verwijderen van de katheter. Daarnaast krijgt u een nazorgformulier mee. Daarop staat onder andere wat uw zoon wel en niet mag doen.
Bij vragen of klachten kunt u binnen 24 uur na de operatie contact opnemen met de afdeling Spoedeisende Hulp van het Martini Ziekenhuis.
Na 24 uur neemt u contact op met uw huisarts. Deze overlegt zo nodig met de uroloog. Neemt u contact op met de huisarts als:
- de wond er rood en/of gezwollen uitziet;
- er meer dan enkele druppels bloed uit de wond komen;
- er pus uit de wond komt;
- uw zoon koorts heeft, boven 38,5 graden;
- het wondgebied gaat wijken; de wond gaat gapen;
- uw zoon onvoldoende plast of als de katheter niet loopt. Uw zoon kan dan een volle blaas hebben. Dit kunt u controleren door te voelen of de onderbuik hard is;
- uw zoon drie dagen na verwijderen van de katheter pijn houdt bij het plassen.
Controle
Ongeveer een week na de operatie komt u met uw zoon terug op de polikliniek Urologie voor het verwijderen van de katheter via de plasbuis. Uw zoon begint op de ochtend van dit polibezoek met de antibioticakuur.
Als uw zoon een buikkatheter heeft, dan wordt deze meestal twee tot drie weken na de operatie verwijderd tijdens een dagopname in het ziekenhuis. De uroloog controleert de doorgankelijkheid van de plasbuis en zet een dopje op de buikkatheter. Als uw zoon een aantal keren goed geplast heeft, verwijdert de verpleegkundige de buikkatheter op de afdeling en mag hij weer naar huis.
Meestal zo’n zes weken na de operatie komt u voor controle met uw zoon naar de polikliniek Urologie. De uroloog beoordeelt dan het resultaat van de operatie. Na de eerste controle spreekt de uroloog met u af wanneer uw zoon weer op de polikliniek wordt verwacht. Uw zoon blijft meestal twee jaar onder controle. Daarna wordt geadviseerd in de puberteit een nieuwe afspraak te maken.
Versie: 12 februari 2020